Bevlogen mensen halen voldoening uit hun werk, zijn betrokken en voelen zich energiek, vitaal en trots. Daarnaast blijkt dat bevlogenheid mensen productiever en innovatiever maakt. Maar hoe blijf je gefocust? En welk ritme past daar bij? Sander Koomen deelt zijn ervaringen als para-atleet bij de Nederlandse Triatlon Bond (NTB). Over de drang om te presteren en jezelf willen bewijzen, tot het uiterste willen gaan. Maar ook over duurzaam presteren, door niet iedere dag op je tenen te lopen maar te investeren in een ritme voor de lange termijn. Focussen op het doel waar je met elkaar naartoe werkt.
Niets vind ik lekkerder dan mijn hardloopschoenen aantrekken en na ongeveer 45 minuten helemaal gesloopt weer de achtertuin in te lopen. Uitgeput, maar voldaan stap ik dan onder de welverdiende douche. Ik had immers hard getraind.
Nog voordat ik goed en wel aan de koffie zat, had ik al een berichtje van mijn coach. “De opdracht was om in hartslagzone 1-2 te trainen. Waarom ben je zo hard gegaan?” Waarmee het goede gevoel van de training weer flink naar de achtergrond gedrukt werd. Wat deed ik hier nog niet goed?
Na een intensief traject van revalideren, de para-testdag van het NOC*NSF en het uitproberen van verschillende sporten, voelde ik mij het beste bij de triatlon. Doordat ik eigenlijk altijd wel gesport heb ging het lopen mij het goed af. Met zwemmen had ik nog veel te leren en door mijn visuele beperking was ik ook niet gewend om (hard) te fietsen, alhoewel uit de fietstests bleek dat ik daar wel goede benen voor heb. Al met al wilde ik mij juist in de looptrainingen extra bewijzen. Het ging immers om een selectiestatus bij de NTB en daarmee een paralympische droom. Rustig aan doen, in hartslag zone 1-2 trainen, paste daar voor mijn gevoel dan ook totaal niet bij. Hoe kon ik dan laten zien dat ik veel in mijn mars heb?
Als nieuwkomer in de groep para-atleten bij de NTB voelde ik mij meteen thuis. Samen met de andere atleten en deskundige coaches en trainers werken aan de paralympische droom Parijs 2024. Hier wilde ik bij horen en vooral laten zien wat ik allemaal kan. Hierdoor ging ik iedere training volle bak. Echter, in plaats van de waardering en complimenten die ik voor ogen had kreeg ik juist kritiek. De route die nodig is om de missie van dit team te behalen was voor mij nog niet helemaal duidelijk. Samen met de trainers en coaches moesten we uitzoeken wat mijn rol hierbij kan zijn, hoe de verwachtingen liggen en wat ik nodig heb om gefocust te blijven.
Iedereen kent goede en minder goede dagen. Op goede dagen lijkt het alsof het werk of een training zonder inspanning gedaan wordt. Het levert dan zelfs een gevoel van energie op! We kennen echter allemaal ook dagen waarop je iets minder goed in je vel zit. Dagen waarop alles moeite kost. Het is niet realistisch om op deze dagen dezelfde resultaten te verwachten. Om deze goede en minder goede dagen te herkennen werken we met de ‘rate of perceived excertion’ (RPE). In het Nederlands noemen we dit de EMI, de ervaren mate van inspanning. Deze subjectieve beoordeling van hoeveel moeite een fysieke of mentale inspanning je kost geeft veel informatie. Deze informatie wordt door zowel de trainers als de atleten gebruikt om een trainingsplan te maken of af te stemmen.
Zelf ervaar ik dat het werken met dit getal de betrokkenheid tussen trainer en atleet vergroot omdat we het gesprek hierover steeds aangaan. Niet alleen helpt dit mij om na een training aan te geven hoe zwaar de belasting voor mij was, het helpt mij ook om voor een inspanning al aan te geven hoe ik mij deze dag voel.
Door deze wisselwerking is het contact en de afstemming tussen mij en de coaches duidelijk gegroeid. Ik word gekend in de behoefte om gezien te worden en de input die ik lever is van groot belang om op de lange termijn duurzaam tot presteren te komen. Het lukt mij hierdoor om te focussen op dat doel in de toekomst in plaats van de training van straks.
Wat mij bovenal helpt om met plezier dit ritme aan te houden is het gevoel dat er naar mij geluisterd wordt. Die lekkere, zware trainingen waarbij ik helemaal los mag gaan zijn erg belangrijk voor mijn zelfvertrouwen en welbevinden. In de gesprekken met trainers en coaches zijn we dan ook op zoek gegaan naar een manier om dit in te passen in het trainingsplan. Uiteindelijk zijn we op een mooi ritme uitgekomen waarin ik wekelijks een training maximaal op snelheid mag trainen. Het gevoel dat ik hieraan over hou draagt bij aan mijn verdere ontwikkeling als para-atleet, ik ben immers meer in balans.
Een recent voorbeeld is de wedstrijd die ik op 20 september mocht doen. De NTB organiseerde in Sittard een alternatief Open NK para-triatlon, ongeveer de enige wedstrijd van dit bijzondere jaar. Maar wel een mooi meetmoment om te kijken hoe ik mij ontwikkeld heb. Een blessure aan mijn achillespees dreigde roet in het eten te gooien. Voorheen had ik mij stil gehouden en de verwachtingen van anderen waar willen maken, ik wil immers niemand teleurstellen. Maar door het sterk verbeterde contact met het begeleidingsteam lukt het mij nu om dit vroegtijdig bespreekbaar te maken en samen tot een plan te komen. Net als met de RPE ben ik zelf degene die uiteindelijk aangeeft wat er wel en niet kan, maar door de afstemming ligt er wel een kader. Daardoor weet ik ook dat ik nu keuzes te maken die goed zijn op de lange termijn en zich niet louter richten op resultaat op de korte termijn.
De bevlogenheid wordt op deze manier eigenlijk alleen maar groter. Ik heb door de afstemming met het begeleidingsteam steeds de juiste focus. Doordat we dit helder hebben, werken we beter samen en is de sfeer nog beter. Ik ben gevoelig voor positieve feedback en door te laten weten hoe het met mij gaat stellen we gezamenlijk de verwachtingen bij waardoor dit vaker lukt. Ik zeg altijd: “Niet wat je bent is wat je beperkt, maar wat je denkt dat je niet bent.”